Madama Butterfly, Stanislavsky Opera Company
Het doek gaat open. Een kind komt op met een lampion, en nog een, nog een … nee wacht even, zijn het wel kinderen? Of zijn het volwassenen, maar lijken ze gewoon klein? Volgende scène: twee mannen. Opvallend verschil in lengte. Maar is de een nu zo klein of de ander zo lang?
Er gebeurt hier iets bijzonders met verhoudingen. Door de meer dan 10 meter hoge egaal witte doeken waarmee het speelvlak is omkaderd en de ongebruikelijk hoge lijst heb je als kijker geen idee wat je als referentie kunt gebruiken voor groot en klein. Een ‘ijsberg’, een bootje en een verzameling stenen helpen ook niet echt mee: het ene object is groter dan de werkelijkheid, het andere weer kleiner. Het witte licht, in de eerste scènes in ruime hoeveelheid aanwezig, versterkt de vervreemding.
Tegen de tijd dat alle acteurs voorbijgetrokken zijn, weet je weer waar je aan toe bent wat verhouding betreft en kun je je concentreren op het verhaal. Pinkerton, een Amerikaanse militair, ligt met zijn schip bij Nagasaki en amuseert zich met een geisha. Hij noemt haar Butterfly en vraagt haar ten huwelijk. Hij bedoelt het niet zo serieus, maar zij verlaat voor hem haar familie en voelt zich een Amerikaanse mevrouw, ook als hij allang weer weg is, drie jaar niets van zich laat horen en niet eens weet dat hij in Japan een zoon heeft. Hij schrijft haar dat hij met een Amerikaanse is getrouwd en van Butterfly gescheiden, maar Butterfly hoort het niet eens. Als hij op bezoek komt met zijn vrouw, en zijn zoon wil meenemen, pleegt Butterfly zelfmoord.
Voilà, het verhaal is in vijf zinnen verteld. Maar de opera duurt dik 2,5 uur, met één pauze. Het decor is mooi, fris en modern, maar op den duur wel wat statisch. De muziek is prachtig en de zang fenomenaal, maar het verhaal wordt wel erg uitgesponnen. De dubbele boventiteling is overigens een mooie vondst: in plaats van één lichtkrant midden boven de lijst waardoor de voorste rijen nekpijn krijgen en de rijen onder het balkon de tekst niet kunnen lezen, hangt hier aan weerszijden van de lijst een kleiner exemplaar. De titels zelf lopen hier en daar achter, wat te meer opvalt daar de voorstelling verder zo perfect loopt. En de zangers bewegen soms wel erg houterig: één van de zangers lijkt alleen maar te kunnen zingen als hij stokstijf staat.
Eerlijk gezegd vond ik de eerste acte fantastisch: de ruimte, de zang, het verhaal, de kostuums, het licht – het sleepte me helemaal mee. Maar een theaterdirecteur die ik in de pauze sprak, zei: “Tja, de Reisopera maakt dit ook. Moet je hiervoor nou zo’n groep uit Rusland laten komen?” Helemaal ben ik dat niet met hem eens, maar een beetje gelijk heeft hij wel.